Aktuelles
Wet betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten
Wet betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten
Sedert 1 februari 2006 is de Belgische wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten in werking getreden.
Daar waar de wetgever oorspronkelijk enkel de bescherming van de franchisenemer wenste te behandelen (de concessiehouder alsook de handelsagent worden immers reeds beschermd door resp. de alleenverkoopwet van 27.07.1961 en de handelsagentuurwet van 13.04.1995), gaat het toepassingsgebied van de wet nu duidelijk verder. Artikel 2 van deze wet beoogt namelijk alle handelsovereenkomsten
- afgesloten tussen twee onafhankelijke partijen, die elk in eigen naam en voor eigen rekening werken;
- waarbij de ene partij de andere het recht verleent, bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten een of meerdere van de volgende commerciële formule te gebruiken
- een gemeenschappelijk uithangbord
- een gemeenschappelijke handelsnaam
- een overdracht van know-how en/of
- een commerciële of technische bijstand);
- en waarvoor de andere partij dan, rechtstreeks of onrechtstreeks, een vergoeding - van welke aard dan ook - betaald.
Hieruit volgt dat deze wet ook toegepast kan worden op de concessie- en de handelsagentuurovereenkomsten voorzover de voorwaarden vervult zijn.
Indien de wet toegepast dient te worden, moet de verlener van het recht zijn toekomstige medecontract naast het ontwerp van de overeenkomst, reeds informatie meedelen, opdat deze laatste zich goed geïnformeerd zou kunnen engageren. Deze informatieverstrekking gebeurt op schriftelijke wijze en dient minstens één maand voor de ondertekening van de overeenkomst te gebeuren.
In het geval de verlener van het recht deze verplichtingen niet nakomt, nl. indien hij het ontwerp van het contract en/of het afzonderlijk document met de informatiegegevens niet of niet tijdig aan zijn medecontractant meedeelt, kan de medecontractant de nietigheid van de overeenkomst gedurende twee jaren na het afsluiten ervan inroepen. Dit is eveneens het geval indien binnen de maand na het overgeven van de informatie reeds verbintenissen werden aangegaan of indien er een geldsom werd gevraagd/betaald.
Daarenboven voorziet de wet eveneens dat voorzover de overeenkomst of de gegevens niet duidelijk en begrijpelijk werden opgesteld, de betekenis in geval van twijfel in het voordeel van de medecontractant geïnterpreteerd wordt.
Tenslotte stelt de wet dat de Belgische rechtbanken bevoegd zijn en dat Belgisch recht aangewend moet worden m.b.t. de precontractuele fase, indien de medecontractant de activiteit waarop de overeenkomst slaat, hoofdzakelijk in België uitoefent.